Bloeiperiode

Twaalf jaar na de eerste grote order voor kleursel voor margarine, voegde Frans van der Grinten zich bij zijn vader Lodewijk in de apotheek. Het was 1889. Frans beschikte net als zijn vader over een grote werkkracht. De vraag naar kleurstoffen voor margarine en boter was enorm. Om aan die vraag te voldoen, zetten vader en zoon een continue productie op, eerst nog in de apotheek. Onder de algemene naam ‘boterkleur’ werden er kleurstoffen voor boter én margarine gemaakt. Onder leiding van Frans groeide de omzet explosief.

  • In 1901 bouwde hij een woonhuis, villa Anna, aan het Wilhelminapark een villapark in Venlo-Noord op de plaats van het oude fort Ginkel. Achter Villa Anna bouwde Frans in 1901 de eerste hal voor de fabrieksmatige vervaardiging van de boterkleur. Villapark Venlo
    Een nieuwe bloeiperiode van de onderneming zette in, totdat in 1914 de Eerste’Wereldoorlog uitbrak. Nederland bleef neutraal, maar de vele buitenlandse klanten waren slecht bereikbaar en grondstoffen voor boterkleur waren nauwelijks nog beschikbaar. In 1918, de Eerste Wereldoorlog liep ten einde, belandde de onderneming zelfs in de rode cijfers. Het verlies bedroeg ongeveer 12.500 Nederlandse guldens. Het jaar 1918 zou het enige jaar worden met een negatief bedrijfsresultaat in de geschiedenis van de onderneming.
    Het slechte resultaat was te wijten aan eenmalige oorzaken en er volgden meteen twee topjaren. Toch was het slechte jaar voor Frans een bevestiging van zijn al eerder ingezette beleid; hij ging nog meer op zoek naar uitbreiding van de bedrijfsactiviteiten.
  • In 1917 was hij begonnen met kleurstoffen voor gordijnen, maar daarmee had hij geen blijvend succes Met zijn veiligheidskappen ging het beter. In de Eerste Wereldoorlog
    werden voor de boterkleur synthetische grondstoffen gebruikt, omdat natuurlijke grondstoffen niet te krijgen waren. De mensen die ermee werkten, kregen een gelige teint. Ze werden in Venlo wel ‘kanarie’ genoemd. Bezorgd om de gezondheid van zijn medewerkers, bedacht Frans verschillende modellen veiligheidskappen die internationaal succes boekten.  oce_1_25_2
    Daar had zijn zoon Karel later, in de Tweede Wereldoorlog, nog profijt van. De Sicherheitsdienst hield Karel vast omdat hij weigerde werknemers aan te wijzen voor tewerkstelling in Duitsland. Hij liet een Duits wetenschappelijk artikel zien waarin de loftrompet werd gestoken over de veiligheidskappen van zijn vader. Daarop mocht hij vertrekken. Of hij dat aan de veiligheidskappen had te danken vertelt de geschiedenis niet.
  • De aanpak na 1918, het enige jaar in de bedrijfsgeschiedenis met een negatief resultaat, liet de sterke bedrijfscultuur zien die het Océ-concern nu nog steeds kenmerkt: fundamenteel onderzoek op basis van eigen financiële middelen om technologisch vernieuwende producten te ontwikkelen, productierijp te maken en in de markt te zetten. Na 1918 werden er andere markten gevonden naast die van het boterkleursel.
    De man die zich met al zijn energie daarmee ging bezighouden, was Louis van der Grinten, oudste zoon van Frans. De derde generatie Van der Grinten diende zich aan.