Markt in oorlogstijd

Kort voordat de oorlog uitbrak, namen de broers Van der Grinten maatregelen om het bedrijf zoveel mogelijk te laten doordraaien, zodat ze hun klanten konden blijven bedienen. Louis van der Grinten vestigde zich in Wassenaar bij Den Haag, zover mogelijk van de Duitse grens.
De Vesting Holland was een aaneenschakeling van verdedigingslinies rond de steden Amsterdam, Utrecht, Den Haag en Rotterdam. Van daaruit zou het bedrijf worden voortgezet onder leiding van Louis van der Grinten, zodat de Nederlandse klanten konden worden bediend.

Oorlogsjaren

In de oorlogsjaren bleven in Venlo zowel Fabriek L. van der Grinten als de Nederlandsche Boterkleursel Fabriek doordraaien, maar de omzet daalde. In het begin van de oorlog werden vijfentwintig medewerkers ontslagen. Opvallend is dat ze bijna allemaal een doktersattest meekregen.  Karel hoopte waarschijnlijk dat de mensen zo aan tewerkstelling in Duitsland konden ontkomen. De onstuimige groei van de diazotypie in de vooroorlogse jaren was ten einde. Het deel van de wereld dat niet door de Duitsers was bezet, was onbereikbaar voor mensen uit Venlo. Aan het einde van de oorlog bedroeg de omzet nog maar 40 procent van die van het jaar 1939.In de laatste oorlogsmaanden viel alles stil.

Jaren 50

Begin jaren vijftig stond alles weer op de rails. Het internationale netwerk begon geleidelijk aan weer betekenis te krijgen. De herinneringen aan de traumatische oorlogsjaren vervaagden met het herstel van
de winsten en de vermogenspositie van de onderneming. Diazo bleef de basis van de onderneming de Boterkleur bleef lucratief.

Beleid en toeval van Océ na 1956

De periode van wederopbouw na de Tweede Oorlog werd gevolgd door een periode van grote veranderingen bij Océ. De situatie in Europa is van grote invloed geweest op de groei van Océ.
Soms leidde die situatie tot bewust beleid, in andere gevallen tot reactie op nieuwe ontwikkelingen.

Rond 1965 was het hele productassortiment van Océ gebaseerd op diazotechnologie. Alle producten van Océ waren in eigen laboratoria ontwikkeld. De diazotechnologie werd vooral gebruikt in tekenkamers waar technische tekeningen moesten worden gekopieerd. Dat waren bijna altijd tekeningen van breed formaat,
zoals constructie-, architectuur- of ontwerptekeningen.
De tekenkamermarkt was van relatief bescheiden omvang. Océ had intussen een zo groot deel van deze markt in handen dat herhaling of voortzetting van de spectaculaire naoorlogse groei niet waarschijnlijk was. Toch wilde de onderneming groeien.
Er waren nieuwe markten en nieuwe technologieën nodig. De meest voor de hand liggende markt was die van het kopiëren in het kantoor, een markt waar Océ nog nauwelijks een positie had en waar op dat moment zeer snelle ontwikkelingen plaatsvonden. Op die markt bewogen zich naast kleinere ondernemingen ook enkele zeer grote waarmee Océ de concurrentie moest aangaan. Océ was dat overigens gewend, in de tekenkamer had de onderneming zich immers uitstekend weten te handhaven tussen de veel grotere concurrenten.
Ook in de nieuwe markten zou Océ zich een positie tussen de groten weten te veroveren. Deze prestatie is niet alleen toe te schrijven aan het overnemen van afzetkanalen, maar evenzeer aan de grote research- en ontwikkelcapaciteit waarover Océ beschikte en nog steeds beschikt. Tegenwoordig neemt Océ’s R&D de vijfde plaats in op de lijst van de grootste researchcentra in Nederland. Océ was de enige onderneming in Europa die eigen printers en kopieerapparaten ontwikkelt, produceert en in de markt zet.